Taalonderwijs en brede, talige vorming is geen noodzakelijk kwaad maar het fundament van onze ontwikkeling.
![](https://static.wixstatic.com/media/11062b_4a199bb52c7b49739050921392f1014f~mv2.jpg/v1/fill/w_980,h_1470,al_c,q_85,usm_0.66_1.00_0.01,enc_auto/11062b_4a199bb52c7b49739050921392f1014f~mv2.jpg)
Wat een ontzettende shit storm ontstond er afgelopen weken naar aanleiding van een reactie in Het Parool door Lena van Kruijsdijk: zij schetst in een gefrustreerd relaas hoe haar, binnen 3 weken na start van het schooljaar in 3-gymnasium, de moed in de schoenen zinkt: maar liefst de helft van haar lessen gingen naar taalvakken! Nu kan ik mij de frustratie van een leerling in klas 3 nog wel voorstellen: het is als 14-jarige soms moeilijk om te overzien welke waarde een bepaald leerproces heeft voor je ontwikkeling. Wat mij meer zorgen baart is de hoeveelheid bijval van volwassenen op dit betoog.
Mijn verbazing bestaat er vooral uit dat, als we kijken naar welke 3 kerntaken ons onderwijs heeft, juist taal daarin een heel belangrijke functie vervult. In kwalificerende zin omdat het ons in staat stelt om kennis te verwerven, te delen en aan te scherpen; in socialiserende zin om dat het ons in verbinding brengt met onze omgeving, de tradities en gewoonten daarbinnen, en onze verhouding daartoe; en in subjectiverende zin omdat wij door ons talige denken en delen, in staat zijn om over onszelf en de relatie met onze omgeving te denken en te spreken. Met andere woorden: ons hele leven, denken, leren en werken draait op onze gave om talig te denken en delen.
De bijval die deze 14-jarige leerling krijgt roept bij mij de vraag op of wij als maatschappij taal niet langzaam hebben teruggebracht tot een vanzelfsprekend en alomtegenwoordig verschijnsel dat vooral nuttig is om snel daar te komen waar je carrièretechnisch wilt zijn. In dat geval is het logisch om rond taal meer uit te gaan van het utiliteitsprincipe: je leert alleen dat wat strikt genomen noodzakelijk is om je plaats in het arbeidsproces te kunnen innemen.
Ik vrees dat dit utiliteitsdenken niet alleen beperkt blijft tot taalontwikkeling maar ook z’n weerslag heeft op het denken over onderwijs in algemene zin. Het gaat in dat verband om de vraag of wij onderwijs (en in dit geval het voortgezet onderwijs) zien als een fase waarin je persoonlijke en intellectuele vorming de hoofdrol speelt, of als een fase waarin je de noodzakelijke gereedschappen aangereikt krijgt om toegelaten te worden tot het ‘echte’ beroeps- en wetenschappelijk onderwijs. In dat geval wordt het voortgezet onderwijs gedegradeerd tot een vier-, vijf-, of zesjarig voorportaal - een tussenfase - voordat het echte werk kan beginnen.
Als we op deze manier naar onderwijs gaan kijken, nemen we een verkeerde afslag. Juist in een leeftijdsfase waarin het menselijk brein zich enorm ontwikkelt is het belangrijk om zoveel mogelijk dimensies van het leven, de wereld en het denken te verkennen. Het gaat erom vertrouwd te raken met jezelf als nieuwsgierig en lerend mens, met de ander als denkend wezen, en met de wereld als complex en veranderend fenomeen. Hierbij is taal onontbeerlijk.
Om even terug te komen op Lena: zij is leerling in het gymnasium. Van oudsher is dit een opleiding die zich juist kenmerkt door veel aandacht voor een brede, algemeen vormende en ook nadrukkelijk talige ontwikkeling van adolescenten. Er is nadrukkelijk aandacht voor de klassieke denkers, filosofie, klassieke talen en talen in algemene zin. Juist op een gymnasium is het dus niet vreemd dat een lesrooster voor een belangrijk deel bestaat uit taalvakken - de brede vorming stoelt erop!
Wat voor mij de waarde is van Lena’s relaas zit hem niet zo zeer in de boodschap over het vakkenpakket maar vooral hoe zij bepaalde vakken ervaart: als een verplicht afwerken van geestdodende plichten als woordenlijsten stampen. Als dat de indruk is van de waarde van taal die wij als taaldocenten meegeven aan leerlingen, is het hoog tijd om ons eigen perspectief op onderwijs en de wijze waarop wij dat onderwijs verzorgen, onder de loep te nemen. Is het inderdaad zo dat ons taalonderwijs verworden is tot een als betekenisloos ervaren aaneenschakeling van handelingetjes, aangeleerde trucjes die vooral bedoeld zijn om door de hoepel te kunnen springen van het eindexamen? Inderdaad, dan voelt een half lesrooster taalonderwijs als een voorportaal voor het echte werk. Maar taalonderwijs zou juist moeten barsten van de inhoud - er is geen enkel vak waar je inhoudelijk zoveel vrijheid hebt als in de taalles. Je kunt straffeloos met leerlingen lezen, spreken, luisteren, kijken over dat wat de wereld en de maatschappij te bieden heeft: van zin tot onzin, van feit tot fictie, van mening tot wetenschap. Juist taal, en zeker vreemde talen, bieden een uniek mogelijkheid om kennis te nemen van de wereld door een ander perspectief in te nemen op die wereld zelf.
Ik hoop van harte dat wij ons allemaal realiseren hoe belangrijk taal is, juist in deze wereld en deze tijd. Wij zijn wie wij zijn, door taal.
Comments